U bent hier

Interview

Pianostemmer, archivaris bij VRT, pianist, musicoloog, partner, vader en… zanger. Er zijn weinig dingen die Harry Viaene niet is. Tweeënhalf jaar geleden belandde hij als bij toeval in de tenorrij van een koor. Een klein verschil met z’n koorgenoten? Harry is blind en moet als geen ander zijn gehoor, geheugen en intuïtie volgen tijdens repetities én op grote concerten. We hebben het met hem over zijn ervaringen. 

Hoe ben je precies bij een koor terechtgekomen? 

Harry: ‘Dat is, zoals veel dingen in het leven, een kwestie van toeval geweest. Ik ging de piano stemmen bij mijn architect Koen. Toen ik klaar was, speelde en zong ik bij wijze van afsluiting een lied uit het repertoire van Jules de Corte. Ik zing al sinds ik kind was en ik heb tien jaar als toetsenist bij de band Buurman de backing vocals gedaan. Voor mij is zingen altijd een evidentie geweest, maar ik deed het in de luwte. Koen hoorde me bezig en was aangenaam verrast. Hij was zelf pas lid geworden van het koor Chamber Choir Flanders (CCF) en stelde voor om een repetitie mee te komen zingen. Zo gezegd zo gedaan. Ik moest geen auditie doen en ik kon meteen aansluiten bij de tenoren. Het koor was nog maar net opgestart dus ik was vanaf het begin deel van de groep. Ik was een beetje op het juiste moment op de juiste plaats.’ 

Voelde je een drempel om ‘ja’ te zeggen?  

Harry: ‘Wat voor mij geldt, in alle omstandigheden in het leven, ik doe het met een Pipi Langkous-mentaliteit: ‘Ik heb het nog nooit gedaan dus ik denk wel dat ik het zou kunnen.’ Ofwel valt het tegen en dan is het ook zo. Ofwel valt het mee en is het zoals je gedacht had. (lacht) Vindt de dirigent het niet goed genoeg, dan zal hij het mij wel komen zeggen achteraf. Dan zoek ik iets anders. Zo simpel is het. Met kinderen krijgen is dat bijvoorbeeld hetzelfde. Je weet niet waar je aan begint. Als ziende mens weet je dat ook niet. Je doet dat gewoon en je ziet wel hoe het loopt. Ik snap dat soms zelf niet goed hoe mij dat tot nu gelukt is.’ 

Ik doe alles in het leven met een Pipi Langkous-mentaliteit: ‘Ik heb het nog nooit gedaan dus ik denk wel dat ik het zou kunnen.’

Zingen in een koor is voor ziende mensen al een hele uitdaging: partituren lezen, de dirigent volgen, … Hoe gaat het voor jou als blinde persoon? Er zijn best wat praktische implicaties. 

Harry: ‘Die zijn er zeker. Ik start altijd met een achterstand omdat ik geen partituren heb. In de eerste repetities zing ik nog niet alles mee. Een aantal stukken heb ik wél voorbereid en daar focus ik me op. Zo probeer ik stelselmatig alles onder de knie te krijgen. Onze dirigent dirigeert vrij vocaal. Ik luister naar zijn ademhaling en het getik en geknip van zijn vingers. Hij roept tussen het zingen door instructies naar de verschillende partijen en telt de maat luidop mee. Als we inpikken op een plaats midden in een stuk, vermeldt hij naast het maatcijfer ook telkens de tekst waar de tenoren starten. Dat helpt me. De timing van slot s-en en t’s telt hij ook erg ostentatief mee. Alles tesamen zijn dat héél veel kleine instructies en trucjes die ik beetje bij beetje probeer te onthouden. Ik creëer een eigen partituur in mijn hoofd eigenlijk. Na zo’n repetitie ben ik totaal uitgeput. Het vraagt heel veel van me, maar tegelijkertijd krijg ik er veel energie van terug. Het doet me echt deugd. Misschien kan je het vergelijken met mensen die gaan joggen: Ze zijn moe na de werkdag maar trekken toch hun loopschoenen nog aan voor een tour.’  

Er zijn ook een aantal cruciale bewegingen van de dirigent die je niet kan zien. Hoe ga je daarmee om? 

Harry: ‘Wat ik bijvoorbeeld niet kan zien, zijn de crescendo, piano of forte die hij aanduidt. Die klankschakeringen leer ik tijdens repetities mee van buiten. Ik zie ook niet wanneer we met de tenoren precies invallen in een stuk. Daarvoor moet ik goed luisteren naar de andere stemmen en ijkpunten vastleggen. Bijvoorbeeld: ‘na de inzet van de alt nog 2 tellen en dan is het aan ons.’ Het duurt soms even vooraleer ik een goede auditieve truc kan verzinnen, maar ik vind altijd wel iets. Een stuk inzetten vanaf de eerste maat is natuurlijk moeilijk, want ik kan niet zien wanneer de dirigent inzet. Op zo’n moment sta ik al met een half-ingehouden adem klaar en luister ik naar mijn buren om een fractie van een seconde later mee in te pikken. Doe ik dat niet, dan ben ik te laat. Het belangrijkste blijft toch vooral: luisteren naar de andere zangers. Tenslotte gaat het erom dat je met elkaar verbinding zoekt en muziek maakt. We hebben elkaar nodig om een houvast te vinden.'

Ik creëer een eigen partituur in mijn hoofd eigenlijk. Na zo’n repetitie ben ik totaal uitgeput. Het vraagt heel veel van me, maar tegelijkertijd krijg ik er veel energie van terug.

Oefen je thuis nog verder om je ijzeren geheugen bij te spijkeren? 

Harry: ‘Ik neem een dictafoon mee naar repetities en neem zowat alles op om er thuis verder mee aan de slag te gaan. De wandelingen naar repetities zijn voor mij ook gelegenheid om te oefenen. Mensen zullen raar opkijken als ze me zingend met mijn hond langs de Vaart in Mechelen voorbij zien komen, maar dat trek ik me niet aan. (lacht)  Het is een kwestie van regelmatig oefenen én ik ben gezegend met een goed geheugen. Alles wat nuttig is in het dagelijkse leven, dat leer ik van buiten. Treinuren, busuren, telefoonnummers, het aantal trappen aan het station en op het werk. In feite zit er in alles een cadans. Ik ben daarmee opgegroeid.’  

Merk je dat je tegenover koorgenoten soms een streepje voor hebt met die methode? 

Harry: ‘Voor mij ligt de grootste uitdaging in de eerste repetities. Eens dat de muziek in mijn hoofd zit, heb ik er meer voordeel mee. Voor de anderen start de nervositeit tijdens de laatste repetities wanneer ze de partituur moeten wegleggen. Je voelt de concentratie bij iedereen dan plots stijgen. Je merkt ineens wat ze tóch nog fout doen. Van een partituur kan je de rusten tellen, maar zonder moet je echt luisteren. Je moet met een andere mindset beginnen zingen. Soms vragen ze wel wat mijn trucjes en ijkpunten zijn op die momenten. Ik ben dan even hun houvast. Enfin, we zijn elkaars houvast. Iedereen heeft elkaar nodig.’ 

Het belangrijkste blijft toch vooral: luisteren naar de andere zangers. Tenslotte gaat het erom dat je met elkaar verbinding zoekt en muziek maakt. We hebben elkaar nodig om een houvast te vinden.'

Kan je beschrijven wat zingen in een koor met jou doet als mens? 

Harry: ‘Goh, da’s een moeilijke vraag. In het begin wist ik ook niet hoe leuk ik dat ging vinden. Zingen in koor, dat geeft in zekere zin een boost aan mijn zelfvertrouwen. Niet dat het daar problematisch mee gesteld was. Maar ‘iets net hetzelfde kunnen als iemand die ziet’ dat is echt heel leuk. Dat geeft een heel fijn gevoel. Het geeft me een zekere vorm van rust, zelfvertrouwen en voldoening. In een dergelijk hoge mate dat ik het fijn vind om het te blijven doen.’ 

Lees verder onder de foto

Foto van het Chamber Choir Flanders
Chamber Choir Flanders © Mats Takacs

Heb je misschien tips voor andere blinde en slechtziende mensen die bij een koor willen gaan zingen? 

Harry: ‘Doen! Het is een aanrader. Maar zoek een koor dat bij je past. Wat me aantrok in CCF was dat het geen partiturenkoor is. We repeteren met als doel om zonder papieren samen te zingen. Da’s een heel verbindende, intuïtieve manier van samen muziek maken die voor mij werkt. Initieel was CCF ook een projectkoor. We gingen 10 keer repeteren en een optreden geven en daarmee zou de kous af zijn. Ik hoefde geen groot engagement aan te gaan. Dat was voor mij ook belangrijk. Maar kijk, we zijn meer dan twee jaar verder en we zijn nog steeds bezig. Het is toch een beetje uit de hand gelopen. (lacht)’ 

Zingen in koor, dat geeft in zekere zin een boost aan mijn zelfvertrouwen. ‘Iets net hetzelfde kunnen als iemand die ziet’ dat is echt heel leuk. Het geeft me een zekere vorm van rust, zelfvertrouwen en voldoening.

Als je luidop mag dromen over het ideale concert dat je nog zou willen geven, hoe stel je je dat voor? 

Harry: ‘Wat ik het allerleukste vind, is op plekken komen waar ik nog nooit geweest ben. Ik heb bijvoorbeeld nog nooit buiten Europa gereisd. Mochten we met het koor verdere oorden opzoeken, dat lijkt me geweldig om samen met de bende te doen. Als ik écht moet kiezen, ga ik voor de eenvoud en de natuur. Doe dan maar een openluchtconcert op een open plek in een bos. Met de akoestiek van de bomen en een prachtig tapijtje gefluit van zangvogels op de achtergrond. In alle vrijheid samen ‘O salutaris hostia’ zingen van Rossini met de warmte van de zon op onze rug, dat moet magisch zijn.’  

Terug naar boven